Geen lichaam, geen geest

Elke tijd vraagt om een verhaal. Althans dat denk ik. Maar wat is toch dat verhaal waar mensen zich aan vast willen houden? Is dat het verhaal van het geloof. Van de rede. Of van klanken waarvan alle zielen beginnen te zweven?

Ik sta op de berg, hoog. Het is winter. Op de vooravond van een nacht die ongelooflijk zou worden. Begin in de zon te geloven als zij dat wil. Wat je ook gelooft. Of het de dood of het leven is. Ergens moet ik wel een grens trekken. Zou je denken dat ik vrij ben? Vrijer dan het denken of de wil. In het denken is er slechts één mens de baas. Die baas dat ben jij. Of is er iets groters?

Het leven is kort. Te kort. Ik heb het van dichtbij meegemaakt. Hoe een leven een wending kan nemen. Weet soms even niet meer wie ik ben. Alsof de derde drempel al is genomen. Het is een bevalling. Dit geval hier. Dit ben ik. Wil ik schrijven. Over mezelf om uit te leggen wie ik ben. Aan de wereld. Want nu wordt het tijd. Te worden wat ik al die tijd al had willen zeggen. Aan de wereld. Omdat ik dat te zeggen heb.

Sinds gister is de wereld weer groot geworden. Het overzicht is veranderd. Het verlies van concentratie van een schaakspel dat je net te lang hebt gespeeld. Maar die wereld is toe aan een nieuw verhaal.

Zou de lichtvoetigheid je doen dalen op aarde? Alsof je weer even mens bent.

Ik verving het licht. Mijn gezicht gevangen met dezelfde trekken. Het is schoonheid. Ik voel mij gelijk. Altijd hetzelfde. Wel goed. Maar ben ik dit. Ben ik het hier die aan het schrijven is.  Hoe weet ik dat. Zekerheid. En wie vraagt dit? Ik hoorde gister over mensen die opeens na een stoot tegen hun hoofd plots piano kunnen spelen of over andere wonderlijke vaardigheden beschikken. Iets meer dan een stoot wellicht. Ik heb nooit mijn hoofd gestoten. Nooit. Weet niet waar ik sta in het leven. Wie ik ben of waar ik heen ga. Het is alsof, wanneer ik alleen ben, ik mijzelf voor het eerst tegenkom.  Wordt wakker denk ik dan. Alsof dit schrijven een ontmoeting is met mijzelf. Wat heb ik dit gemist. De letters nemen vorm aan geen zin komt eruit. Maar ik ben vrij. Vrij om te zijn en te zeggen wie ik ben. Ik reik tot in de hemel, naar vissen van rood en wit. In gesteente zie ik de weerspiegeling van een zeemeermin. Vroeger dacht men van de aarde dat zij rond was. Maar de aarde is onderdeel van iets veel groters. Als we iets niet kunnen zien, dan bestaat het ook niet. Ken je de lach. Die neppe lach van je buurman. Dat je denkt dat je mee moet lachen.

Ik luister. Ik wil luisteren. Diep luisteren. Maar iemand die diep luisteren wil, wilt soms ook gehoord worden.

Diep luisteren. Ik hoor je. Ik hoor je. Laat mij jou tot mij doordringen. Geef mij die ruimte om echt naar je te luisteren. Naar de klanken die je mond maakt. Ik ben op zoek naar het binnenste en kom erachter dat dat binnenste nog niet zo veel ervaren heeft.

Taal is als sculptuur. Soms heb je een concept in je hoofd, maar weet je nog niet zo goed hoe je dat moet aanvliegen.

Zie deze held. Luister naar de klanken. Vanaf een afstand voel ik voorzichtig hoe ik begin te smelten. Hoe de muziek mij weg drukt van de aarde. Wat wil ze mij vertellen? Het pianospel transporteert mij naar die wereld die ik mis. Nergens voel ik mij in thuis. Mijn verzakelijkte geest. Ik wil weer voelen. Wil weer dansen. Wil weer zijn, zoals ik dacht te zijn. Met charme, met het gevoel dat door mijn vingers straalt. Ik dwaal af. Weet weer wat mij te doen staat. Langzaam verdwijn ik. Het is een overgave. Deze gave. Van loslaten en je laten vloeien naar de stem die je vertelt wat je moet. Maar ik moet toch niets. Nee het is geen dwang. Niet de dwang om te zijn of om te voelen. Om te zijn in deze tijd vergt zoveel van ons allemaal. Het smelt, langzaam voel ik mijn lichaam weer. Thuis zijn zonder rechte lijn, in een wereld waar ruimte is.

Zou je denken dat de wereld zo werkt. Nee ik weet het zeker. Het is geen tijd om zielig te zijn of om te aarzelen. Het is doen. Ik wil dat ik voel. Dat je naar mij luistert. Dat ik weer word, wat ik wil zijn. Nu is elke dag hetzelfde. Ik maak het mee, maar voel de kilte. De kilte van mijn geest. Die geest die alles al eens verloren heeft. Die geest waar ik een leven lang mee doen moet. Wat geniet dan toch vertrouwen? Als het niet de geest is met wie ik mij identificeer. Want daar kan ik toch niet op vertrouwen. Wat is het dan dat reflecteert. Dat denkt. Het is ook niet mijn lichaam. Soms denk ik dat ik het centrum ben. Alsof alles door mij heen gegeven wordt. Wat is dit? Ben ik een reactie. Creëer ik nieuwe gedachtes? Ben ik wel goed. Het is dat brein dat altijd maar door ratelt. Dat nooit genoeg heeft van de wereld. Dat altijd aan is. Zijn er nog verassingen?

Geen lichaam, geen geest. Maar wat dan wel? Ik streef voorbij de gangbare definitie van wie we zijn. Ik functioneer. Maar ben ik nog een mens vandaag. Hoe ik ben. Wie ik ben en wie ik wil zijn. Dat ben ik toch echt. Soms halfmens half van een andere planeet. Eindelijk.

Vroeg je mij om haar hand. De poëzie is  mijn leven  binnengedrongen. Vind je kracht.

Ik studeer filosofie. Je word vader zeg ik tegen mezelf.

En ik zie het leven voor mij flitsen. Het hele leven van begin tot eind. Ik zie kinderen. Mijn leven, mijn vrouw. We dansen tot het einde. Op de muziek die ons draagt. ons hele leven lang al. We zijn gelukkig en lachen. Maar met al die tegenslagen is het leven nog steeds geslaagd. Niet alleen voor mij zelf maar juist ook voor de anderen, dat is mijn droom. Dat ik wens dat ik van betekenis ben voor een ander. Voor een ander.

Aram

Aram

Amsterdam